Ik ben weer eens in onze mooie hoofdstad. Ik ben onderweg naar een nieuwe locatie en ik twijfel of ik de goede kant op ga. Ik ben geen vriend met Google Maps en ik heb absoluut geen richtingsgevoel dus ik besluit old school gewoon iemand te vragen om hulp. Ik zie een jonge vrouw staan en vraag of ik haar iets mag vragen. Ze kijkt verbaasd op van haar telefoon en ik realiseer mij dat ik de vraag in het Nederlands heb gesteld, dus ik doe een nieuwe poging in het Engels. Weer kijkt zij mij met een vreemde blik aan en zegt vervolgens in keurig Engels: I don’t speak english. Door haar uitspraak en de blik die ze erbij geeft heb ik daar sterk mijn twijfels over.
Ik sta perplex. Waarom zou je zeggen dat je geen Engels spreekt, terwijl je net in perfect Engels antwoordt? Ik besluit het niet verder uit te zoeken en loop door. Maar het blijft knagen. En zoals vaker gebeurt, begint mijn brein verbanden te leggen met wat ik dagelijks zie in organisaties.
Want dit is precies wat er vaak gebeurt bij veranderprocessen. Mensen zeggen dat ze niet kunnen veranderen, terwijl ze ondertussen al aan het veranderen zijn. Ze beweren dat ze geen tijd hebben voor nieuwe werkwijzen, terwijl ze wel tijd maken om eindeloos te overleggen over waarom het niet kan. Ze roepen dat ze niet weten hoe het anders moet, maar komen tegelijkertijd met allerlei creatieve redenen waarom het huidige systeem niet werkt.
Het is niet dat ze niet kunnen. Het is dat ze bang zijn. Of dat ze denken dat als ze toegeven dat ze het wel kunnen, er ineens van alles van hen verwacht wordt. Of dat ze bescherming zoeken in de veiligheid van niet hoeven.
Ik zie het keer op keer. Iemand zegt in een overleg: we hebben hier geen capaciteit voor. Maar als je doorvraagt blijkt dat ze wel capaciteit hebben voor drie overleggen per week over hetzelfde onderwerp. Of iemand zegt: dit kunnen we niet implementeren, we missen de vaardigheden. Maar als je kijkt naar wat ze in hun vrije tijd voor elkaar krijgen, zie je dat die vaardigheden er gewoon zijn.
Het gaat niet om kunnen of niet kunnen. Het gaat om willen of niet willen. En daar zit hem de kneep. Want willen vraagt om kwetsbaarheid. Willen vraagt om toe te geven dat je misschien wel een beetje bang bent voor wat er komen gaat. Willen vraagt om eerlijk te zijn over wat je tegenhoudt.
En dat is precies waar ik mee aan de slag ga in mijn trainingen. Niet met nog meer plannen, nog meer structuren, nog meer overleggen. Maar met de vraag: wat zeg je eigenlijk echt? Wat zit eronder dat ‘ik kan niet’? Wat heb je nodig om van ‘ik kan niet’ naar ‘ik wil het’ proberen te komen?
Want net als die vrouw in Amsterdam die perfect Engels sprak maar beweerde van niet, hebben de meeste mensen meer in zich dan ze toegeven. Ze hebben alleen een veilige ruimte nodig om dat toe te laten. Om te zeggen: oké, ik kan het misschien wel, maar ik ben bang dat het niet lukt. Of: ik wil het wel proberen, maar ik heb hulp nodig. Verandering begint niet bij een nieuw plan of een mooie PowerPoint. Het begint bij eerlijkheid over wat er echt speelt. Bij het durven benoemen van de echte weerstand. En bij het creëren van een omgeving waarin mensen zich veilig genoeg voelen om hun “I don’t speak English” los te laten.
Dus mijn vraag aan jou: wat is jouw “I don’t speak English”? Wat zeg je dat je niet kunt, terwijl je het eigenlijk wel al doet of zou kunnen doen als je de ruimte krijgt?