Waan van de dag

waan van de dag

De waan van de dag is een van de meest gebruikte termen die ik tegenkom wanneer mensen teruggeven waarom ze ergens niet aan toegekomen zijn. Ik heb het druk, er komen steeds meer vragen, ik moet alles altijd maar oplossen, er komt geen eind aan. En ik herken het heel goed, want zo heb ik ook jaren mijn werk gedaan. Altijd maar rennen en vliegen en zodra iemand maar een vraag stelde of een probleem deelde sprong ik meteen in de oplossingenmodus. Het heeft mij jaren gekost om nee te leren zeggen, om de overtuiging dat ik iedereen moest helpen om als waardevol gezien te worden los te kunnen laten.

Maar wat ik de laatste tijd steeds vaker zie is iets anders. Het gaat niet alleen om het niet kunnen loslaten van die helpende rol. Het gaat om iets veel fundamentelers: we gebruiken de waan van de dag als excuus om niet bezig te hoeven zijn met de dingen die er echt toe doen.

Want laten we eerlijk zijn. Die urgente vraag die net binnenkomt, die crisis die opgelost moet worden, dat geeft ook een kick. Het geeft je het gevoel dat je nuttig bent, dat je nodig bent. Het geeft je een reden om niet stil te hoeven staan bij de grotere vragen. Zoals: werken we eigenlijk nog wel aan de goede dingen? Zijn we bezig met symptomen bestrijden of met echte oplossingen? En de lastigste vraag van allemaal: wat zou er gebeuren als ik niet altijd maar zou blijven rennen?

Ik zie het in organisaties keer op keer gebeuren. Er wordt een mooi verandertraject opgezet. Iedereen is enthousiast. En dan komt de waan van de dag. Mensen hebben geen tijd voor de bijeenkomst. Ze kunnen niet meedenken over de nieuwe werkwijze. Want ja, het is zo druk.

Maar als je goed kijkt zie je dat diezelfde mensen wel tijd hebben voor die achtste overlegvergadering over hetzelfde probleem. Of voor het uitgebreid bespreken van waarom iets niet kan. Of voor het perfect maken van een presentatie die toch niemand leest.

De waan van de dag is niet het probleem. De waan van de dag is het symptoom. Het echte probleem is dat we bang zijn om stil te staan. Bang om te kijken naar wat er echt moet veranderen. Want als je stopt met rennen, moet je misschien onder ogen zien dat je al jaren bezig bent met dingen die niet werken. Of dat je een systeem in stand houdt dat allang niet meer past. Of dat je jezelf overbodig zou kunnen maken als je mensen echt zou helpen in plaats van ze afhankelijk van je te houden.

En dat is confronterend. Dat vraagt om eerlijkheid. Dat vraagt om kwetsbaarheid.

Ik merk het ook bij mezelf nog steeds. Als ik het gevoel heb dat ik moet rennen, dan is dat vaak een signaal dat ik iets uit de weg ga. Dat ik niet stil wil staan bij een lastige vraag of een ongemakkelijke waarheid. En zodra ik dat doorheb en ik neem de tijd om te kijken wat er onder zit, dan blijkt dat rennen helemaal niet nodig te zijn.

Verandering vraagt om vertragen. Om bewust kiezen waar je je tijd aan besteedt. Om durven zeggen: dit is urgent, maar niet belangrijk. En dat is eng. Want als je stopt met rennen voelen mensen zich misschien minder nodig. Maar het rare is: zodra je stopt met rennen, ga je pas echt impact maken.

Want echte verandering gebeurt niet in de waan van de dag. Echte verandering gebeurt als je de moed hebt om te stoppen, te kijken en bewust te kiezen. Als je durft te zeggen: dit is belangrijk genoeg om er tijd voor vrij te maken. Als je accepteert dat niet alles opgelost hoeft te worden en dat mensen ook zelf mogen leren. Dus mijn vraag aan jou: waar gebruik jij de waan van de dag voor? Wat ga je uit de weg door altijd maar druk te zijn? En wat zou er gebeuren als je een dag lang eens niet zou rennen?

Privacyverklaring Cookieverklaring Algemene voorwaarden